vaccineren-trombose

De meest gestelde vragen over antistollingsmedicatie en vaccinatie

Harteraad krijgt veel vragen van mensen met een hart- of vaataandoening die antistollingsmedicatie (in de volksmond ook bloedverdunners genoemd) gebruiken of op basis van hun aandoening een grotere kans hebben op trombose. Zij maken zich zorgen of zij een hoger risico lopen op de zeldzame bijwerking die kan optreden na toediening van het coronavaccin, van bijvoorbeeld AstraZeneca en Janssen.

Harteraad vindt het belangrijk dat mensen zich niet onnodig ongerust maken en organiseerde daarom de online bijeenkomst Antistolling en vaccineren. Deelnemers kregen de mogelijkheid om vragen te stellen aan twee trombose experts: prof. dr. Saskia Middeldorp en prof. dr. Hugo ten Cate. Hieronder vind je de antwoorden op de meest gestelde vragen.

1. Is er een relatie tussen het coronavaccin van AstraZeneca / Janssen en trombose?

Ja, het is bijna zeker dat er een relatie is tussen Astra Zeneca en trombose. Echter, de trombose is een andere vorm van trombose die wij normaal kennen en het treedt zeer zeldzaam op. Deze zeldzame vorm van trombose komt bijna altijd voor in de hersenen of buik en gaat altijd gepaard met een laag aantal bloedplaatjes. Dis is anders dan bij een veneuze trombose of longembolie. Er is dus géén relatie tussen het coronavaccin en het optreden van een ‘klassieke’ trombose.

Belangrijk om te weten is dat de zeer zeldzame vorm van trombose als bijwerking slechts kan optreden bij 1 op de 100.000/250.000 mensen.

2. Heb je een grotere kans op de zeldzame vorm van trombose als bijwerking van het coronavaccin als je eerder trombose of een longembolie gehad hebt?

Nee, je hebt geen grotere kans. Wetenschappers en experts zijn het hierover eens. Dit komt omdat de zeldzame vorm van trombose op een hele andere manier ontstaat dan bij ‘klassieke’ trombose.

3. Heb je een kleiner risico op de zeldzame vorm van trombose als bijwerking van het corona vaccin (AstraZeneca) als je antistollingsmedicatie gebruikt?

Nee, hier zijn geen aanwijzingen voor. Als je al antistollingsmedicatie gebruikt, dan gebruik je deze medicatie zoals je dat met je behandelaar afgesproken hebt.

4. Moet je de antistollingsmedicatie aanpassen voordat je gevaccineerd wordt?

Nee. Wel is het zo dat de trombosedienst voor de vaccinatie de INR-waarde (maat voor de stollingstijd van het bloed. Het geeft aan hoe snel het bloed stolt) wil bepalen. Deze waarde wordt alleen bepaald als je vitamine K antagonisten gebruikt, zoals acenocoumarol of fenprocoumon. De trombosedienst doet dit omdat het bloed niet te dun moet zijn. De INR moet lager zijn dan 3.5. Zo blijft de kans op een bloeduitstorting klein.

  • Gebruik je de nieuwere antistollingsmedicatie, de zogenaamde DOACS (Xarelto, Eliquis, Lixiana, Pradaxa)? Dan is het handig om vaccinatie op het moment van de piekspiegel te vermijden. De piekspiegel is het moment dat het bloed het minst kan stollen.
  • Gebruik je Lixiana of Xarelto? Je houdt minimaal 12 uur tussen de laatste inname van de DOAC-tablet en het moment van vaccineren.
  • Gebruik je Eliquis of Pradaxa? Je houdt of minimaal 4 uur tussen de laatste inname van de tablet en het moment van vaccineren of vlak voor inname van de volgende tablet vindt de vaccinatie plaats.
5. Waarom wordt er gecontroleerd bij het vaccineren of je antistollingsmedicatie gebruikt?

Dit gebeurt omdat de mensen die jou vaccineren dan weten dat je de plek waar je geprikt bent goed aan moet drukken na de vaccinatie.  Dan heb je een kleinere kans op een bloeduitstorting.

6. Heb je een grotere kans op de zeldzame vorm van trombose als bijwerking van het coronavaccin als je een erfelijke bloedstollingsziekte (trombofilie) hebt?

Nee, je hebt geen grotere kans op deze zeldzame bijwerking bij dragerschap van bijvoorbeeld een  factor V Leiden mutatie of een proteïne C deficiëntie.

7. Heb je een grotere kans op de zeldzame vorm van trombose als bijwerking van het coronavaccin als je een auto-immuunziekte hebt?

Nee, daar zijn op dit moment absoluut geen aanwijzingen voor. Auto-immuunziekten zoals het anti-fosfolipidensyndroom (APS), Von willebrand factor II, Systemische Lupus (SLE), UCTD (Ongedifferentieerde Connective Tissue Disease) geven geen grotere kans op deze zeldzame bijwerking.

8. Hoe herken je de signalen van de zeldzame vorm van trombose als bijwerking na toediening van het coronavaccin? Wat moet je dan doen?

Belangrijk om te weten is dat je na de vaccinatie vaak lichte klachten hebt, je voelt je een beetje ziek. Deze klachten zijn normaal en merk je vooral de eerste paar dagen na de vaccinatie.

De klachten die bij de zeldzame bijwerking optreden komen pas in de periode van 4 tot 28 dagen na de vaccinatie. De klachten lijken op klachten bij trombose. Ze zijn dan ook divers van aard: pijn in het been, pijn in de arm, verergeren van hoofdpijn, dubbelzien, buikpijn.

Heb je deze klachten? Neem contact op met je (huis)arts. De (huis)arts zal dan, indien nodig, een bloedonderzoek laten uitvoeren.

Wil je meer weten over antistollingsmedicatie en vaccineren?

Bekijk hier het webinar

Wil je in contact komen met andere mensen met trombose en ervaringen uitwisselen?

Ga naar de Facebookgroep Trombose

Meld je aan voor de Harteraad nieuwsbrief