De diagnose coronaire vaatdysfunctie is moeilijk te stellen. Standaard onderzoeken die vaak worden gedaan bij hart- en vaataandoeningen (bijvoorbeeld een hartkatheterisatie of een CT-scan) kunnen de kleine vaatjes van het hart namelijk niet zichtbaar maken. Vaak worden deze onderzoeken wel gedaan om (in)stabiele angina pectoris of een hartinfarct door aderverkalking in de kransslagaders uit te sluiten.
Bij coronaire vaatdysfunctie is er geen vernauwing in de kransslagaders. Dat maakt het ook lastig om de oorzaak van de klachten goed vast te stellen. Om coronaire vaatdysfunctie sneller te kunnen ontdekken wordt veel onderzoek gedaan. Technieken die op dit moment worden gebruikt om de diagnose te kunnen stellen, zijn:
- Niet-invasieve stresstest: Met een stresstest wordt gemeten of het hart zuurstoftekort krijgt als er inspanning wordt geleverd. Er zijn verschillende soorten stresstesten die uitgevoerd kunnen worden. Voorbeelden zijn een fietstest, stress MRI, SPECT of stress echocardiogram.
- Als er geen zuurstoftekort wordt gemeten is coronaire vaatdysfunctie nog niet uitgesloten. Het kan zijn dat er een niet-invasieve CFR meting wordt gedaan. Niet-invasief betekent in dit geval dat er met een scan kan worden gekeken zonder dat er een katheter in de bloedvaten wordt geplaatst. Een katheter is een slangetje dat via een bloedvat naar het hart wordt gebracht.
Bij een niet-invasieve CFR meting meten ze hoe snel het bloed in jouw hart stroomt in rust. Daarna krijg je een middel dat je bloedvaten wijder maakt. Dit bootst als het ware inspanning na. En wordt nog een keer gemeten hoe snel het bloed in je hart stroomt. De verhouding tussen deze twee metingen zegt iets over of er problemen zijn in de kleine vaten die de bloedstroom verstoren.
Met deze niet-invasieve test is het op dit moment nog niet mogelijk om vaatspasme (kramp of samenknijpen) vast te stellen.
Soms is dit genoeg verdenking van coronaire vaatdysfunctie en wordt niet verder gezocht naar een definitieve diagnose. Dan wordt besloten om vast te behandelen. Bijvoorbeeld met medicijnen of met leefstijlveranderingen. Soms wordt er toch nog besloten om meer onderzoek te doen. Dat gaat altijd in goed overleg met jou als patiënt.
Verder onderzoek kan met een coronaire functietest. Dit is een ingrijpende medische test, en gaat daarom altijd in goed overleg met jou als patiënt. De arts kijkt met een draad (katheter) naar de werking van de kleine bloedvaten van het hart. En de arts kijkt of er sprake is van een spasme van de kransslagader of van de kleine vertakkingen. Tijdens de test krijg je stofjes (adenosine en acetylcholine) die jouw klachten kort erger kunnen maken. De test kan dan laten zien of de kleinste bloedvaten goed werken en of er sprake is van spasme.
Met dit onderzoek kan de arts echt vaststellen of jij coronaire vaatdysfunctie hebt. Maar elk onderzoek heeft zijn voor- en nadelen. Zo kan adenosine vervelende bijwerkingen hebben. Voor bepaalde patiënten met longaandoeningen kan het zelfs gevaarlijk zijn. Het is belangrijk om goed met je arts te bespreken welke onderzoeken noodzakelijk zijn, en welke je zelf prettig zou vinden. Deze keuzehulp kan daarbij helpen.