Onderzoeken bij boezemfibrilleren

Iemand met boezemfibrilleren heeft een grotere kans op het krijgen van een beroerte. Daarom is het belangrijk dat het op tijd ontdekt wordt.

Onderzoek bij de huisarts of praktijkondersteuner gaat door:

  • Het meten van de bloeddruk: dit doet de zorgverlener met een bloeddrukband om de bovenarm
  • Hartritme voelen: dit doet de zorgverlener door minstens 30 seconden aan de pols te voelen.
  • Een hartfilmpje (ECG) maken: Hierbij worden de elektrische signalen van het hart gemeten en laten zien in een grafiek. Soms gebeurt het maken van dit filmpje bij de cardioloog.

Het vaststellen van boezemfibrilleren gebeurt uiteindelijk op basis van wat er met de onderzoeken gevonden is. Een deel van de huisartsen zal dit zelf doen. Soms kijkt een cardioloog mee naar het hartfilmpje en bevestigd het boezemfibrilleren. Meestal is het de huisarts die je vertelt of het boezemfibrilleren is. Soms wordt boezemfibrilleren vastgesteld na onderzoeken in het ziekenhuis. Bijvoorbeeld als je bent opgenomen met ernstige klachten of als er voor iets anders een hartfilmpje is gemaakt.  

Meld je aan voor de Harteraad nieuwsbrief